Je ontkomt er niet aan. En vaak gebeurt het op een moment dat het echt niet uitkomt.
Je kind barst uit in een flinke huilbui of driftbui. Hij slaat dicht, begint te snikken of te schreeuwen. Of een combinatie van dit alles.
‘Oma vindt hem veel en veel liever.’
‘Je wilt nooit iets met me doen.’
‘Ik ben altijd alleen.’
‘Alle andere kinderen mogen wel een ijsje.’
Het niet waar, wat je kind zegt. Maar hoe je dat ook probeert duidelijk te maken – door rustig te praten, iets duidelijker te zijn en misschien uiteindelijk zelf ook te schreeuwen – het verandert niets aan de huilbui van je kind.
En dat is ontzettend frustrerend. Je wil niet dat je kind zich vervelend voelt. En je voelt ook je eigen onmacht: dit kun je niet even snel oplossen. En het hele schoolplein staat te kijken.
Uit frustratie krijg je de neiging om dit zo snel mogelijk de kop in te drukken. ‘Stop met huilen, nu!’ Of misschien wil je weg te lopen uit de situatie en je kind even in zijn sop gaar laten koken. Maar ergens van binnen weet je dat dat niet het goede is. Er moet een betere reactie zijn. Eentje waarmee je je kind helpt. Maar welke?